Rond Noordzee en Oostzee
Door de eeuwen heen zijn er intensieve relaties tussen de kuststaten

 
 
  Tussen de landen rond de Noordzee en de Oostzee zijn al sinds oude tijden intensieve contacten geweest. Zo is er sinds de 14e eeuw een intensief scheepvaartverkeer.

Hieronder een aantal voorbeelden.

 
 

DUITSE KOLONISATIE

 
 
  De Duitse opmars naar het oosten heeft aanvankelijk het karakter van missiewerk. De verbreiding van het geloof maakt vervolgens de weg vrij voor vestiging van Duitse kolonisten, waarna de territoriale uitbreiding haar beslag krijgt.

Vanuit Bremen bereiken Duitse missionarissen rond het jaar 1000 de zuidelijke kustgebieden van Scandinavië. Ze trekken Noorwegen en Zweden in en stichten in Zweden het bisdom Lund. Missionarissen uit Maagdenburg bekeren de Polen en stichten het bisdom Posen. Vanuit Bamberg vinden er missies tot aan Breslau plaats, andere bewerken Pommeren.

In hun voetspoor komen boeren-kolonisten, hetgeen leidt tot een grootscheepse ontginning van bosgrond en drooglegging van moerasland. Ook worden er ondernemende kolonisten uit het westen aangetrokken – Vlaanderen, Holland en het Rijnland (zie voor meer hierover: 'Hollandse en Vlaamse Nederzettingen in Duitsland'). De ontginning wordt door ware projectontwikkelaars georganiseerd, de Hagemeister, die namens de landsheer leenroerig goed aan boeren uitgeven.

  <

Het stadje Hollandt (nu Paslek in Polen), gesticht in 1297

  Rond 1100 brengen de Hollanders moerassen tussen Elbe en Oder in cultuur, maar de drooglegging van land vordert langzaam en blijft beperkt. Rond 1300 zijn er enkele nieuw ontgonnen streken: het gebied van de Beneden-Elbe, de delta van de Weichsel en het Netzedal.

Tot de 12e eeuw wordt ook het noorden bevolkt: Holstein en de marken aan de overzijde van de Elbe (Mecklenburg, Pommeren en Brandenburg). Aan het eind van de 13e en het begin van de 14e eeuw wordt Pruisen dichter bevolkt.

Tekst ontleend aan: Raymond Poidevin en Sylvain Schirman; Geschiedenis van Duitsland

 
 

ZWEEDSE EXPANSIE

 
 

Eind 16e, begin 17e eeuw lijkt Zweden zich tot de grootmachtvan het Oostzeegebied te ontwikkelen.

In de 12e eeuw wordt het door Slavische volken bewoonde Pommeren door Duitse kolonisten bevolkt en gekerstend. Toen met de dood van Bogislaw XIV de laatste hertog uitstierf, werd het gebied door Zweden en Brandenburg betwist. In 1630 bezetten Zweedse troepen het gebied.

Bij de vrede van Westfalen (1648) werd het, overwegend protestantse, Pommeren verdeeld: het deel ten westen van de Oder kwam aan Zweden en het oostelijke gedeekte aan Pruisen. Dat bleef zo tot aan de tijd van Napoleon. In 1815 werd ook Zweeds-Pommeren onderdeel van Pruisen.

 
 

NEDERLANDSE HANDELSVAART

 
 
  In de loop van de 15e eeuw hadden de Hollanders in de Oostzeevaart het overwicht behaald op de Duitse Hanze. De meest voorkomende bestemmingen aldaar waren de Poolse havens, vooral Danzig waarover het leeuwenaandeel van de Poolse graanuitvoer liep.

Rusland leverde, nu hoofdzakelijk via Narva, vooral honing en was, vlas, kruiden en pelzen.Uit Zweden werden voornamelijk timmerhout, ijzer en koper uitgevoerd. Hongaars koper kwam tevens naar Amsterdam via de Weichsel en Danzig; hout en zijn bijprodukten ook uit Noorwegen, waarop met name de Friese schippers veel voeren.

Door het gebrek aan bodemschatten en aan hout en graan, waren de bewoners van Nederland gedwongen visserij, handel en scheepvaart te ontwikkelen om in hun levensbehoeften te voorzien. Haring, hout en graan waren in en om Polen in ruime hoeveelheden voorradig. Polen, gelegen aan de Oostzee en voorzien van een groot achterland met handelswegen tot in Hongarije, Turkije en Perzië, werd de ideale handelspartner.

In het begin van de 14e eeuw was Dantzig de belangrijkste stapelmarkt in het oosten, terwijl in het westen eerst Brugge, daarna Antwerpen, en na 1585 Amsterdam de stapelmarkt voor West- en Zuid-Europa werd.

  Het Nederlands is heel lang een bindende factor geweest binnen de hele Oostzeehandel. Overal rond de Oostzee hadden zich Nederlanders gevestigd die hun eigen taal bleven spreken. De vele wegen en buurten die nu nog de naam Holland dragen, getuigen daarvan.

Op reis hadden de Nederlandse zeelieden en kooplui nauwelijks taalproblemen. Langs grote delen van de Oostzeekust werd een soort Platduits gesproken dat dicht bij het Nederlands lag. Veel termen uit het Nederlands waren ook zo gemeengoed geworden, dat ook een gesprek in die taal meestal geen probleem opleverde.

Aan boord van veel buitenlandse schepen hadden Nederlandse schippers het voor het zeggen, en ook daar was de voertaal Nederlands. Nederlandse handboeken en kaarten werden overal gebruikt. Rondreizende toneelgezelschappen konden zelfs in de eigen taal voorstellingen geven.

Amsterdam en Gdansk

Een 17e eeuwse Nederlander die aankwam op de kade van Gdansk -- een plaats die hij zelf Danswijck noemde -- dacht even dat hij terug was in Amsterdam. Schepen met oranje-wit-blauwe wimpels, gebouwen in Nederlandse stijl van Nederlandse baksteen en overal op straat Nederlanders. Er waren kerken met Nederlandse altaarstukken, monumenten en predikanten, en op straat klonk het in Nederland gemaakte carillon van ]waarin de Pools-Nederlandse contacten hun hoogtepunt bereikten.

 
 

De meeste teksten op deze pagina zijn ontleend aan het boek van
drs. Lucia Thijssen, '1000 jaar Polen en Nederland'.

Naar: Start --  De vogel Grijp -- Griep/Grijp uit de Nederlanden -- Gryp uit Vlaanderen
 Griep uit Duitsland -- Ned/Vlaamse nederzettingen in Duitsland -- Griep in de USA -- Grip uit Zweden

Deze pagina (http://www.gryep.nl/Historie/NoordzeeOostzee-NL.html) is voor het laatst gewijzigd
op 5 april 2003 door ©
Jan Griep te Katwijk aan Zee.