|
Met Pim naar
Italië
28 februari - 6 maart 1997
|
|
|
|
|
Mij maakte het niet zoveel uit
waar we naartoe zouden gaan; een weekje treinreizen met zijn
tweeën, dat was het voornaamste.
Pim
koos gedecideerd voor Italië, met in het
bijzonder de randvoorwaarde dat we ook de scheve
toren van Pisa zouden bezoeken.
En
dat werd het dus, een treinreis door Italië, in
de Krokusvakantie van 1997.
|
|
|
|
De
voorbereidingen
|
|
|
|
Dagenlang was Pim bezig met het
plannen van de reis. Voor de PC gezeten, met het
internationale spoorboek van Thomas Cook ernaast,
werd het ene na het andere reisschema uitgewerkt
en in bijzondere lettertypes uitgeprint.
Hij wilde
eigenlijk ook meteen kiezen welk schema het zou
worden. Dat hield ik af: we nemen alle
reisschema's mee en zien onderweg wel wat ons het
beste bevalt.
Die
onzekerheid vond hij maar zozo; je zag hem
denken: hopelijk krijg ik op de eerste reisdag
toch al wel wat meer vastigheid.
|
|
Wat al wel
vaststond, was dat we zouden beginnen met een
nachttrein naar Oostenrijk. Daarvandaan zouden we
op de eerste dag doorreizen naar Venetië. Daarna
lag een nachttrein naar het zuiden van Italië
het meest voor de hand en vervolgens zouden we
wel verder zien. Voor de nachten hadden we
afgesproken zo om en om in een hotel en in een
nachttrein te slapen.
Bagage hadden we
dus niet veel nodig. Wat schone kleren en
toiletspullen, een fototoestel en boeken voor
onderweg, dat was het zo ongeveer wel.
|
|
|
|
Vrijdag 28
februari 1997
|
|
|
|
Riet
vindt zon tijdelijke opdeling van ons gezin
altijd een moeilijk moment, dus we vertrekken
gewoon van huis. Om een uur of drie, met bus 41
naar Leiden. Na het invullen van enige
formulieren had Pim op deze laatste schooldag de
middag vrij kunnen krijgen, zodat we wat speling
hebben bij de start van de reis. Dat is maar goed
ook, want in Leiden aangekomen blijkt er een
stremming te zijn van het spoor tussen Leiden en
Utrecht. Nu hebben we nog net tijd om snel de
InterCity naar Amsterdam te nemen om daar op
EuroCity 151 naar Duisburg te kunnen stappen.
Vanuit Amsterdam
bellen we alvast even naar huis: alles alweer
goed daar! Om 19.06 zijn we in Duisburg. We laten
er de broodjes-en-worst-meneren in de
stationstunnel voor wat ze zijn, en gaan
al geheel in stijl een Italiaanse pizza
eten in een zijstraat achter het station.
Om 20.38
op de nachttrein naar Oostenrijk, afgeladen met
wintersportgangers naar voornamelijk Zell am See.
Het zijn er zelfs twee: wij hebben een extra
ingelegde volgtrein. In onze coupé een vader met
een 14 jaar oude dochter uit Amsterdam en een
Amersfoorts echtpaar. De Amsterdamse dochter
bevestigt alle vooroordelen die er over de
hoofdstedelijke medemens bestaan: voert in alle
gesprekken de boventoon, klasgenoten uit Volendam
worden consequent met boeren aangeduid, etc. Pim
zit alles toch wel geamuseerd aan te horen. Tegen
elven maken Pim en de bewuste dochter zeer
ijverig de bedden in orde, en slaapt de hele zaak
voorspoedig in.
|
|
|
|
Zaterdag 1 maart
1997
|
|
|
|
s
Ochtends om 8.17 stappen in Zell am See alle
wintersportgangers uit; wij reizen in een vrijwel
lege trein nog een half uurtje door naar
Schwarzach-St. Veith. Daar hebben we anderhalf
uur de tijd voor een ontbijt in de
stationsrestauratie: koffie en semmeltjes. Pim
bestelt er direct een Apfelstrudel bij:
"Moest van mama, die zei dat dat zo lekker
is". We wandelen nog wat langs de rivier
richting dorpskern. Aan het water staat een boom
die, als Pim sneeuwballen door zn takken
gooit, grote wolken stuifmeel blijkt af te geven.
We zoeken nog even een kruidenier om eten voor
vandaag in te slaan, maar die blijkt zogauw niet
in de buur t.
Om 10.16 vertrekt
InterCity 191 naar Villach, waar we om 12.00
aankomen. Rennend het station uit naar de
supermarkt ertegenover, snel wat etenswaar
bijelkaar gegrist, ietwat onfatsoenlijk een lange
rij wachtenden bij de kassa gepasseerd en nog net
op tijd voor het vertrek van EuroCity 31 naar
Venetië om 12.20 weer terug op het perron. De
trein gaat een mistige Alpenpas over en arriveert
om 15.30 op het station Venezia Santa Lucia.
Daarvandaan vertrekken er nachttreinen naar het
zuiden om 19.02 en om 21.30. Eerst maar eens zien
dus hoelang we het in Venetië uithouden.
Schuin tegenover
het station is een brug over het Canal Grande, en
in het straatje dat daarop volgt ziet Pim al
meteen een glasblazer die glazen dolfijntjes
verkoopt. Hij wil eigenlijk al direct voor
15.000 Lire een dolfijnenfamilie van blauw
getint glas kopen; ik haal hem over nog even te
kijken of er in een ander winkeltje er
blijken er tientallen van te zijn niet nog
mooiere te koop zijn.
We lopen
een uurlang kriskras door de stad, tot we
uiteindelijk op het Piazza San Marco staan. Daar
zetten we elkaar op de foto, Pim eet een ijsje en
we kijken wat rond. Pim besluit dat de eerste
dolfijnenfamilie nog steeds de mooiste was, zodat
we gauw de stad door teruglopen in de hoop dat de
glasblazer nabij het station nog niet dicht is.
Dat blijkt gelukkig niet het geval. Als ik zie
dat de man de breekbare glazen beestjes alleen
maar in een dun papiertje inpakt vraag ik me
angstig af of zoiets nog wel een dag of vier heel
blijft in onze reistas.
Vlak daarbij
vinden we ook een pizzeria Vittoria aan de
San Croche 745 waar we onze eerste echte
Italiaanse pizza eten. Hoewel niet slecht, vindt
Pim die van de Katwijkse Italiaan toch lekkerder.
Na nog
even vanaf de brug bij het station de
Ponte di Scalzi naar het behoedzame varen
van de gondeliers gekeken te hebben, besluiten we
om halfzeven dat we klaar zijn in Venetië en dat
de reis naar Zuid-Italië kan beginnen. Op het
station wacht ons echter een onaangename
verrassing: er is een 24-uurs-staking uitgebroken
bij de Italiaanse spoorwegen. Het hele bord staat
vol met treinen die niet meer rijden: ook de
nachttreinen naar het zuiden zijn uitgevallen. Er
gaat nog wel een trein naar Milaan; misschien
gaat er vandaar nog wel een nachttrein bedenken
we gauw. Proberen maar: met InterCity 646 om
18.58 naar Milano dus.
We komen
er aan om 21.55 en zien al gauw dat ook van daar
geen treinen meer vertrekken. Dan maar op zoek
naar een hotel. Dat blijkt nog niet mee te vallen
in deze drukke en dure stad. De een na de andere
is vol en/of peperduur. Ook verzeilen we in
groezelige logementen. In een daarvan loopt een
soortement van zakenheer vergezeld van een wel
heel opzichtig opgedirkte dame langs ons heen.
Pim kijkt en zegt even later: "Wat een rare
mevrouw was dat". Ik besluit om het
onderwerp prostitutie nog maar even te laten
zitten, en mompel iets onduidelijks terug. Even
later is gelukkig de eigenaar van Hotel Emilia na
enig aandringen bereid ons voor een flink bedrag
een nog niet geheel voltooide kamer te geven.
|
|
|
|
Zondag 2 maart
1997
|
|
|
|
Waar hem dat nog
niet geheel voltooid zijn precies in zit merken
we de volgende ochtend: na het douchen staat de
badkamer geheel blank. We slapen er overigens
goed, en blijven de volgende ochtend lekker lang
op bed liggen, een beetje lezen en TV kijken: er
rijden immers toch geen treinen.
Toch zien we
vanuit ons hotelraam, dat aan de achterzijde op
het spoorwegemplacement uitziet, zo nu en dan een
trein rijden. Tegen halfelf besluiten we maar
eens op het station te gaan kijken.
Als we
er tegen elven aankomen wil ik eerst in de
stationssupermarkt eten voor onderweg gaan kopen.
Nee, zegt Pim, eerst kijken of er ergens een
trein naartoe gaat. Dat was een goede gedachte:
om 11.05 blijkt er een trein naar Bari in
Zuid-Italië te vertrekken. We stappen direct in,
waarna het overigens nog ruim een halfuur duurt
voor hij werkelijk op weg gaat.
Het
gevolg is wel dat we de hele dag met duur
treinvoedsel (taartjes, tostis, chips,
flesjes water enzo) honger en dorst moeten zien
te stillen, maar dat is het wel waard om
tenminste weer onderweg te zijn. Ook al is het
een wat saaie tocht, de acht uren naar Bari. Het
grootste deel rijdt de trein langs hetzelfde
vlakke zandstrand van de Italiaanse oostkust. Pim
ligt grote stukken languit te lezen, en omdat ik
zijn boekenvoorraad snel zie slinken verzin ik
een ander tijdverdrijf. Als we eens het verhaal
voor een spannend jongensboek verzinnen dat zich
tijdens deze reis afspeelt?
Pim
vindt het een goed idee, en begint direct te
filosoferen over een gondelier uit Venetië, die
twee vreemde klanten in zijn boot krijgt: Pet en
Scheefoog. Ze betalen de gondelier met vals geld,
en wekken de indruk daar nog veel meer van te
hebben. De gondelier vraagt ons, nietsvermoedende
toeristen, de beide mannen te volgen terwijl hij
de politie waarschuwt. We raken ze eerst kwijt,
maar zien ze in Bologna een perron verder in de
nachttrein naar Reggio zitten. Dat is voor ons
reden om in Bari ook weer direct naar Reggio door
te reizen. Daar zien we ze na enige tijd weer in
een snelle trein voorbijzoeven naar het noorden.
De rest van de reis komen er regelmatig nieuwe
verwikkelingen bij. Alleen lukt het maar moeilijk
om een beetje aardige ontknoping te vinden.
Naast dit verzonnen verhaal houdt
ook de echte problematiek van de maffia hem
bezig. Ondanks de voor hem eigenlijk veel te
moeilijke schrijfstijl, zit hij ingespannen te
lezen in een boekje over de maffia dat ik bij me
heb. Zo nu en dan houdt hij even op met lezen, en
probeert me een oplossing voor te schotelen:
"Papa, als ze nou eens een soort grens door
Italië maakten, en iedereen onderzochten die er
langs wou, dan konden ze op den duur toch al die
maffiamannen oppakken?"
Uiteindelijk
zijn we zondagavond om 19.05 in Bari, zo ongeveer
in de hak van de Italiaanse laars. Echt
zuidelijk: alles is nu het avond is nog open, het
is een drukte van belang, iedereen loopt op
straat te flaneren. We eten hier en daar een paar
stukken pizza die overal te koop zijn, slaan nog
wat drinken in voor onderweg, bellen naar huis,
en besluiten hier toch niet te willen blijven,
maar de nachttrein van 21.07 naar Reggio di
Calabria te nemen.
Een
geheel andere sfeer dan de treinen in het
noorden, zon zuidelijke exprestrein. Nogal
oude rijtuigen, volgeladen met opgewonden
matrozen en andere verlofgangers, veel geroep en
geschreeuw voor de trein vertrekt. Als het rond
onze coupé uiteindelijk rustig is , vraagt Pim
zich af waar we moeten slapen. Hij vindt het
schitterend als ik hem laat zien hoe je bij dit
soort oude treinen alle banken kan uittrekken
zodat er een coupé-groot bed ontstaat.
Enthousiast doet hij alle gordijntjes stijf dicht
en zet rondom tassen neer, om er maar voor te
zorgen dat we alleen blijven in onze coupé. En
dat lukt. Pim vindt het toch wel spannend, zomaar
in een coupé te slapen, en slaapt niet echt op
zijn gemak. Ook is de nacht maar kort, want we
zien van halfzes tot de aankomst om 6.05 toch nog
iets van de prachtige zuidkust waar we de gehele
nacht langs gereden zijn.
|
|
|
|
Maandag 3 maart
1997
|
|
|
|
Zo bij daglicht
lopend door een stad als Regio di Calabria is
goed te zien hoe dit diepe zuiden van Italië nog
lijkt op een derde-wereld-land. Hopen vuilnis en
afval langs de weg en op het strand; veel mensen
die niets lopen te doen, onafgemaakte huizen en
wegenprojecten. Pim heeft er veel vragen over:
hoe komt het dan dat ze hier arm zijn, waardoor
wordt een land rijk of arm, waarom ruimen ze
alles hier niet gewoon op: dat heeft toch niets
met arm zijn te maken?
Ook de
automatische geweren waarmee de politie hier
rondloopt roepen vele vragen op: "Hebben die
maffiamannen dan ook zulke grote geweren? En wat
heb je daar dan aan: als er een boef aankomt heb
je toch maar één kogel nodig, en dat gaat toch
veel sneller met een klein pistool?" Vragen
waarop ik met mijn niet al te veel kennis van dit
soort zaken maar weinig antwoorden weet.In een
supermarkt kopen we harde broodjes, boter, worst,
een pot jam, melk, appels, kortom: alles voor een
degelijk ontbijt en lunch tegelijk. In een
parkje, onder een palmboom en met uitzicht op de
straat van Messina en Sicilië, zitten we dit
alles op te eten.
De rest
van de ochtend zijn we op het kiezelstrand in de
weer met waterbouwkundige werkzaamheden: het
afdammen van een inhammetje.Verderop is ook nog
een geheel in verval zijnd strandpaviljoen; dit
lijkt Pim een zeer geschikte plaats voor de
valsemunterij van Pet en Scheefoog. Tegen de
middag kopen en schrijven we wat ansichtkaarten
en staan ruim een uur in het postkantoor te
wachten tot we aan de beurt zijn voor postzegels
en geld. Dan willen we weer verder.
Na een
vergeefse poging om dat met de bus te doen, nemen
we om 14.00 uur de trein naar het stadje
verderop: Villa San Giovanni. Daar zitten we een
hele tijd in de haven te kijken naar de veerboten
die af en aan varen naar Sicilië. Pim heeft
weinig zin uit angst voor zeeziekte met
name om nog naar Messina over te varen en
is ook duidelijk aan wat rust toe: zitten en
bootjes kijken bevalt nog het best. Ook
intrigeert het zicht op de Etna: "Zie jij er
ook rook uitkomen, papa?" en "zou die
vulkaan nu zo nog kunnen gaan spuiten?"

De
bedoeling is om s avonds de nachttrein naar
het noorden, naar Pisa met name, te nemen. Vanaf
een uur of halfzes zitten we op het station van
Villa San Giovanni in afwachting van een
nachttrein er gaan er meerdere
waarin de meeste kans op een lege coupé is. Als
Pim een plas moet doen, blijkt bij terugkomst
zijn jas op de nogal smerige grond gehangen te
hebben en naar pies te ruiken. Zo goed en zo
kwaad als het gaat reinig ik dat met ons
toiletzeepje. Als ik er later een grap over maak
dat onze coupé nu wel leeg zal blijven
met zon lucht wordt hij woedend. Ik
moet het nog vaak horen: hoe erg het is als je
eigen vader je met zoiets pest.
In de
trein van 19.05 is nog de meeste plaats. Jammer
genoeg is het dan ook bijna donker. Het eerste
stukje zien we nog wat, maar al spoedig rijden we
voor de tweede keer een hele nacht in het
pikkedonker langs een prachtige kust. Slapen doen
we, nu alweer wat geroutineerder, wederom in de
tot een grote rustbank omgetoverde coupé.
|
|
|
|
Dinsdag 4 maart
1997
|
|
|
|
Maar
goed dat we het reiswekkertje hebben gezet,
anders waren we nooit op tijd wakker geworden om
om 6.01 uur in Pisa uit te stappen. Tot onze
verbazing zit de stationsrestauratie al vol met
mensen aan de ochtendkoffie. Wij ontbijten met
cappuccino, warme melk en chocolade-croissanten.
Om halfzeven lopen we al door de stad. De
overgang met Zuid-Italië is groot: alles is hier
weer goed onderhouden en georganiseerd.
Na een halfuurtje
wandelen ziet Pim aan het einde van een straatje
iets bekends opdoemen: "Kijk papa, dat is
net zon soort kerk als de scheve toren.
Hé, het is hem echt!" Vooral omdat er op
dit uur van de dag nog geen andere toeristen
zijn, en het torentje onverwachts aan het einde
van een straatje opdoemt, is de verrassing groot.
Het gehele domcomplex is nog uitgestorven, op wat
bouwvakkers na die een betonnen voet om de scheve
toren aan het aanbrengen zijn. We maken de
gebruikelijke fotos Pim fotografeert
mij terwijl ik zogenaamd de toren tegenhoud
en we wandelen weer terug de stad door. Op
het station is eindelijk een souvenirwinkeltje
open, en koopt een Pim een klein scheef torentje
voor mama thuis. Ik houd al direct mn hart
vast of ze dat nu wel mooi zal vinden.
Om 9.14
stappen we op de InterCity 516 naar Torino Porta
Nuova. Nu rijden we dan toch voor het eerst bij
daglicht langs een mooie kust. Steile rotsen,
steeds tunnels, dan weer een schitterend
uitzicht. Pim probeert er dias van te maken
maar dat valt niet mee; telkens als hij wil
afdrukken verdwijnt de trein weer in een
tunneltje. Bij Genua rijdt de trein van de kust
vandaan en gaan we slingerend de bergen door naar
Turijn. Het is de bedoeling vanuit Turijn nog een
rondje door de Italiaanse Alpen te maken, en dan
weer richting huis. Ik probeer nog even
voorzichtig: we kunnen, door de verloren
stakingsdag, nog een extra tochtje maken als we
dat willen. Maar daar voelt Pim niets voor, je
merkt dat hij geleidelijk aan weer naar huis
begint te verlangen.
Om 12.50 zijn we
op station Torino Porta Nuova, en om 13.30
vertrekt de trein naar Cuneo dat aan de rand van
de Alpen ligt. Een vrijwel lege wagon, zodat ik
een goede gelegenheid heb van Pim de klassieke
treinreizigersfoto te maken die ik ook van mezelf
heb: kop uit het raam, haren in de wind, naar
voren kijkend.
In Cuneo
volgt een kleine teleurstelling: ik dacht dat er
meteen een trein naar Ventimiglia zou zijn, maar
die rijdt alleen op vrijdagen. Wij moeten nu
anderhalf uur wachten. Dat blijkt eigenlijk niet
zon probleem. We kopen weer wat eten in en
gaan dat rustig in een parkje zitten opeten. Pim
houdt zijn conditie op peil door het parkje
enkele malen rond te rennen, koopt een ijsje, en
zo komen we de tijd zeer relaxt door.
Om 16.10
stappen we in het boemeltje naar Breil; dat ligt
op de Franse grens. Het blijkt een treintje te
zijn waar rechts naast de machinistencabine nog
een raampje zit waar je naar voren kan kijken.
Daar staan we dus steeds te kijken. Het wordt een
twee uur lange spectaculaire rit. Steeds hoger
langs berghellingen, tunnels die 180° rond gaan,
op besneeuwde stationnetjes wachten op
tegemoetkomende treinen: alles wat de rit maar
interessant kan maken zit erin.
In Breil staat
tenslotte een boemeltje gereed dat ons weer naar
beneden aan de kust brengt: om 18.37 zijn we in
Ventimiglia. Op zich zouden we ook hier een hotel
kunnen nemen, maar Pim staat erop naar het
nabijgelegen San Remo door te reizen. We hebben
thuis al een paar keer naar de finish van de
wielerklassieker MilaanSan Remo zitten
kijken, dus Pim is benieuwd of hij er plekjes van
herkent. In de drie kwartier dat we in
Ventimiglia moeten wachten, eten we een warme
maaltijd in de stationsrestauratie. Pim worstelt
zich met enige tegenzin door een bord meelballen
heen, die stonden aangekondigd als tortelini. Per
InterCity 347 zijn we tenslotte om 19.33 in San
Remo.
San Remo
ziet er bij het verlaten van het station dermate
mondain en duur uit dat ik me afvraag of het wel
zo verstandig was hier onderdak te willen zoeken.
Het blijkt inderdaad eerst tegen te vallen, maar
dan is er opeens iets bijzonders. De eigenaar van
een vrij duur hotel vindt kennelijk een volle
bezetting belangrijker dan een hoge opbrengst, en
biedt ons voor een sterk gereduceerde prijs een
waarlijk schitterende kamer aan: of twee
eigenlijk, met daarbij nog een ruime badkamer, en
een erker van fraai gebogen glas met uitzicht op
de straat waar de wielerwedstrijd MilaanSan
Remo eindigt. Pim is enthousiast, en ik ook: dit
hebben we wel verdiend na twee nachten voor niets
slapen in de trein. We nemen er onze intrek en
beginnen maar eens met ons uitgebreid te douchen.
Schoongewassen aanschouwt Pim vervolgens vanuit
zijn bed op de TV een Italiaanse
voetbalwedstrijd, terwijl ik de reis van morgen
uitstippel. En we slapen uiteraard prima.
|
|
|
|
Woensdag 5 maart
1997
|
|
|
|
Helaas
moeten we vrij vroeg op, anders lukt het niet om
vandaag nog in München te zijn, waar de
nachttrein naar huis vertrekt. Om halfacht zitten
we aan het hotelontbijt van geroosterd brood met
jam, en om 8.13 in de trein naar Genua. Op
station Genova Piazza Principe maken we de
laatste fotos op als we van 10.42 tot 11.20
op het perron InterCity 662 naar Milaan
afwachten. Op Milano Centrale is de overstap nog
krapper: na aankomst om 12.50 uur plus
iets vertraging rennen naar een ander
perron om aldaar EuroCity 39 van 13.05 naar
Verona te halen. We vinden in een van de coupés
een stapeltje in het Japans gestelde reisfolders;
alleen de plaatjes zijn herkenbaar. Pim vermaakt
zich enige tijd met het opzoeken van plekjes in
Italië die hij ondertussen kent: Venetië, Pisa,
de Etna, de kust bij Genua, etc. Ook probeert hij
nog eens of hij de namen van de voetbalclubs nog
weet, uit de plaatsen waar we allemaal
langsgekomen zijn.
Dan de laatste
overstap op een Italiaans station: op Verona
Porta Nuova van 14.30 tot 14.57. We voorzien ons
van wat belegde Italiaanse bollen en stappen op
EuroCity 86 naar München. Die maakt op zich een
mooie tocht door de Alpen richting Oostenrijk,
een tocht echter die ons na de spectaculaire
ritten van gisteren toch wat tegenvalt.
Als de
duisternis valt zijn we op het hoogste punt, aan
de Italiaans-Oostenrijkse grens. We zijn
ondertussen van wagon verwisseld en maken van de
gelegenheid gebruik eerst maar eens in de
restauratiewagon neer te strijken. Als enige
gasten in de restauratie, bediend door twee man
personeel, rijdend tussendoor steeds donkerder
wordende besneeuwde Alpen, eten we onze laatste
Italiaanse maaltijd: ik ravioli en Pim tortelini.
Eigenlijk ziet mijn eten er lekkerder uit dan wat
Pim heeft gekozen, maar het duurt lang voor hij
dat wil toegeven. Pas als we al zo ongeveer op
driekwart zijn wil hij iets van mij proberen, en
dan stemt hij ook meteen gretig in met ruilen van
bord.
Om 20.30
zijn we te München, alwaar om 23.06 een
nachttrein naar Nederland vertrekt. Het blijkt
geen probleem die tijd door te brengen: op een
groot scherm in de stationshal wordt de
voetbalwedstrijd Borussia MönchengladbachAuxerre
uit de Champions League vertoond. Een hele
menigte waaronder wij dus zit er op
de stationstrappen als op een tribune naar te
kijken. Pim geniet, zowel van het voetbal, als
van de bijzondere sfeer. In de pauze van de
wedstrijd kopen we bij een kiosk nog een
cadeautje voor Fleur: een paarse VW-bus.
Voor de
nachttrein naar Nederland kan bij aankomst in
München niet meer gereserveerd worden, maar hij
lijkt niet zodanig druk te zijn dat we niet meer
mee kunnen. Dat blijkt inderdaad geen probleem.
Als we in het NS-couchetterijtuig stappen zijn we
meteen op Nederlands grondgebied, inclusief een
gezellige slaapwagenconducteur die ons met zn
beiden in een vierpersoons compartiment
installeert en ons voor het slapen nog een
versnapering brengt.
|
|
|
|
Donderdag 6
maart 1997
|
|
|
|
s
Ochtends om halfacht, nabij Emmerich, wekt de man
ons met koffie en een cakeje. Ik had Pim al
geïnstrueerd dat hij ook ja moest zeggen als hem
koffie werd aangeboden, dan had ik er tenminste
twee. Pim deed het, zij het met tegenzin. Later
kwam hij er nog op terug: "Dat was toch
eigenlijk niet eerlijk pap, dat ik voor die
koffie van jouw moest liegen?"
Om 9.06 waren we
op Utrecht CS, waar we direct konden overstappen
op de stoptrein van 9.10 naar Leiden. Daar
vervoeg ik me maar meteen bij het
buitenland-loket en vertel van de 24-uurs-staking
in Italië en dat we als gevolg daarvan ons
5-daags domino-biljet niet ten volle hebben
kunnen benutten. De mevrouw achter het loket weet
van de staking, vult een formulier in en verwacht
dat er wel een dagje restitutie in zit.
Dan
kunnen we naar Katwijk. Bus 41 levert ons vlakbij
huis af, waar we tot onze verrassing een leeg
huis aantreffen. Maar niet voor lang, een
halfuurtje later kan Pim enthousiast uitroepen:
"Daar zijn mama en Fleur!"
|
|
|
|
|
|